Deel 2 verhaal Vincent

Beste lezer,

Bij deze het tweede deel van het  “kerstverhaal”. Het verhaal gaat verder.
Dit deel is wat heftiger en kan door sommigen als schokkend worden ervaren. Het is een wezenlijk onderdeel van het verhaal dat ik wil vertellen.

Voor degene die verder gaat lezen; veel leesplezier.

DEEL 2 – De nacht in Betlehem

Het is stil in de stad. We marcheren door de uitgestorven straten. Op het plein krijgen we verdere instructies. Ik krijg een blok huizen toegewezen en ga met angst mijn taak tegemoet.
Misschien dat ik na vannacht geaccepteerd zal worden en mijn vader kan laten zien wat ik waard ben. Van Marcus de zwakke naar Marcus de sterke.
Ik klop op de deur van het eerste huis dat ik aantref. Een man met een lange donkere baard doet aarzelend open. Ik heb geen tijd voor voorzichtig gedoe en help hem een handje door tegen de deur te trappen. Van schrik doet hij een paar passen naar achteren en stap ik het slechts door een kaars verlichte huis binnen. De andere bewoners zijn door de klap gewekt en ik zie al snel dat een jongetje niet ouder dan twee van zijn slaapplaats af rent en bescherming zoekt achter de benen van zijn vader. Ik weet dat dit jongetje mijn doelwit is.
De vrouw des huizes komt langzaam naar me toe en vraagt wat ze voor me kan doen. Ik beveel haar te zwijgen waarna ik de vader vraag wat de leeftijd is van zijn zoon. Met voorzichtige trots in zijn stem antwoord de man dat het kind over enige tijd twee jaar zal worden. Ik duw de vader opzij en grijp het kind, dat hard begint te huilen, bij zijn arm. De moeder gilt. Ze smeekt me het kind niets aan te doen. Ook de vader valt op zijn knieën.
Om het verdriet van de ouders niet te hoeven voelen sluit ik kort mijn ogen alsof ik me er voor af kan sluiten. Maar na het openen van mijn ogen is er natuurlijk niets veranderd. Op de meest imposante wijze die ik op dat moment kan bedenken trek ik mijn zwaard en druk de punt tegen het hart van de jongen.
“In naam van koning Herodes!” schreeuw ik.
De vader zet in een laatste poging zijn zoon te redden de aanval op mij in.
Met een kracht waarvan ik niet wist dat ik hem bezat schakel ik hem met een elleboogstoot uit. Ik weet niet waar ik hem heb geraakt maar hij ligt bewegingsloos op de vloer. De moeder schreeuwt.
Met uitgestrekte armen en woede in haar ogen komt ze op me af. Ik trek mijn zwaard terug van het kind en zwaai ermee om mezelf te verdedigen. Het hoofd van de moeder wordt gescheiden van haar romp.
De dood heeft zijn intrede gedaan.
Het is stil in het huis.
De kleine jongen die ik nog steeds stevig vast heb kijkt emotieloos naar het levenloze lichaam van zijn moeder. Een plas bloed verspreid zich langzaam over de vloer. Ik kan niet geloven wat ik zojuist heb gedaan.
Terwijl ik voor mijn gevoel tergend lang in stilte sta te kijken hoor ik van buiten gegil van meerdere vrouwen. Geluid dat me terugbrengt naar wat ik hier kom doen. Ik richt de punt van het zwaard opnieuw naar het hart van de kleine jongen.

We zijn aan iets ontsnapt. Ik weet het. Jozef weet het.
In stilte zijn we nu al geruime tijd onderweg. Onvermoeibaar draagt onze ezel me op zijn rug. De baby is in doeken gewikkeld en gebonden om mijn lichaam. Zijn hoofd rust tegen mijn hart. Vanuit het niets begint hij hard en hartverscheurend te huilen. Jozef laat de ezel stoppen en bekijkt de kleine Jezus, beweegt zijn armen en benen, alsof hij zoekt naar een lichamelijke oorzaak van pijn. Ik zeg hem dat het niets met lichamelijke pijn te maken heeft. Jozef kijkt me vragend aan. Hoe graag ik het ook wil, ik kan het hem niet uitleggen, het is een gevoel waar ik de woorden niet voor kan vinden. Zou dit het moedergevoel zijn, waar veel vrouwen in Nazareth me over hebben verteld? De band tussen moeder en kind die ieder woord te boven gaat?
Ik druk Jezus stevig tegen me aan en zeg hem zacht dat hij er niets aan kan doen, wat er ook is gebeurd.

De kleine jongen kijkt me strak aan. Het lijkt alsof hij weet wat er gaat gebeuren en dat hij er klaar voor is. De wijsheid in zijn blik is bijna ondraaglijk.
Ik begin te huilen. Marcus de zwakke.
Het kind laat geen emotie zien. Mijn tranen lijken hem niet te raken. Ik wil dat hij me met al zijn kracht weg duwt en vlucht. Dat een andere soldaat hem vindt en de klus klaart. Maar niets van dit alles gebeurd.
Ik schreeuw zo hard als ik kan om alle moed te verzamelen. Dit is mijn kans om te bewijzen dat ik kan zijn wie mijn vader wil dat ik ben, om te laten zien dat ik het waard ben een Romeinse soldaat te zijn, dat dit de weg is die ik moet gaan. Het moment is nu.
Ik duw mijn zwaard het lichaam in van de kleine jongen, wiens naam ik niet ken. Zijn lichaam valt.
Als verdoofd staar ik naar het nog natrillende lichaam. Langzaam verdwijnt het leven uit de jongen. Ik voel niets. Alleen maar leegte. Mijn lijf lijkt zich vertraagd voor te bewegen als ik me omdraai om het huis te verlaten. In de deuropening staat de vader met tranen in zijn ogen en een blik vol woede. Hij houdt een steen boven zijn hoofd. Ook al lijkt alles zich te vertragen ben ik hem toch sneller af. Ik trap hem in zijn buik waardoor hij voorover valt. Met een schreeuw die uit het diepste van mijn ziel komt steek ik op hem in. Ik blijf steken. Kan niet meer stoppen. De tranen stromen over mijn wangen. Ik schreeuw dat het zijn schuld is, dat hij nooit een kind had moeten krijgen. Het is zijn schuld dat ik dit heb gedaan. Zijn schuld. Ik steek tot mijn armen te moe zijn om door te gaan waarna ik me over het lichaam laat vallen.

We vinden een plek om de nacht door te brengen. Beschut in een grot.
Jozef maakt een vuur en dat zorgt voor een aangename warmte.
Hij verteld me verhalen over zijn jeugd. Dingen die hij uithaalde met vrienden. Verhalen die hij ook zal gaan vertellen aan zijn zoon die rustig in mijn armen slaapt. Hij moet hard lachen wanneer hij verteld hoe hij eens de mantel van de rabbi wist te wisselen voor een vrouwenmantel. Ze hadden hem straf gegeven maar ook erg gelachen. Kinderen zijn vrij om grenzen op te zoeken. Kinderen zijn vrij om te ontdekken wie ze zijn. Dat zal mijn kind ook zijn.
Wanneer ik dit denk kijkt de baby me met grote ogen aan. Hij leest mij.
Ik lach naar hem waarna hij zijn ogen sluit. Zijn rust maakt me slaperig. Met Jozef’s stem op de achtergrond zak ik weg om niet lang daarna weer wakker te worden met een vlijmscherpe stekende pijn in mijn onderbuik.

Op straat is het een chaos. Het is alsof ik slaap en wordt geteisterd door een nachtmerrie. Ik struikel over een dood jongetje en val op mijn knieën. Iemand pakt me bij de schouders en helpt me overeind. Het is Quintus die me goedkeurend aankijkt. Hij ziet natuurlijk dat ik onder het bloed zit en weet dat ik gedaan heb wat moest gebeuren. Nu ben ik Marcus de sterke, geaccepteerd door de reus van het peleton. Quintus heeft me met een hand overeind geholpen want in zijn handen hand houdt hij een vrouw bij haar haren beet. De nog jonge vrouw worstelt om te kunnen ontsnappen uit de ijzeren greep van de soldaat. Quintus knikt naar me en verdwijnt dan met de vrouw achter het huis waar ik zojuist uitkom. Verdwaasd staar ik wat voor me uit, maar wordt snel uit mijn droom gewekt door een ijzingwekkende gil. Het geluid komt van achter het huis en is klaarblijkelijk van de vrouw die Quintus heeft meegenomen.
Ik hoor meer gegil en gehuil van moeders die op dat moment hun kind verliezen maar de schreeuw van de vrouw achter het huis is anders. Het is een schreeuw van paniek, een kreet om hulp. Instinctief wil ik haar helpen, maar ik durf het niet. Quintus is te sterk. Ik blijf Marcus de zwakke ten opzichte van Quintus de reus. De twijfel pijnigt me. De schreeuw van de vrouw is ondraaglijk. Ik mag dit niet laten gebeuren. Ik hoor Quintus lachen.
Ik gil. Schreeuw van de pijn.
Jozef schrikt wakker van het geluid en helpt me overeind. Hij schrikt ergens van. Ik kijk hem vragend aan, maar hij schud zijn hoofd.
Voorzichtig tilt hij de baby uit mijn armen en legt hem op een deken. Het kind slaapt. Gelukkig is hij niet wakker geworden het gillen.
De pijn is bijna niet te verdragen.
Jozef zegt iets tegen me, maar ik versta hem niet. Alles om me heen lijkt te vervagen. Jozef roept iets naar me en schud mijn lijf.
Ik denk dat hij wil dat ik wakker blijf.

Nadenken kan niet meer. Ik moet handelen. Zonder verdere aarzeling loop ik naar de plek achter het huis waar Quintus de vrouw in zijn greep heeft.
Hij ligt bovenop haar. De vrouw huilt jammerend. Ik voel afschuw en trek mijn zwaard. Met mijn rechtervoet trap ik in de linkerflank van Quintus die vervolgens met een ferme kreet van de vrouw afrolt. Vlug help ik haar overeind en staar kort naar het naakte lichaam. Ik zie dankbaarheid in haar ogen alvorens ze weg vlucht. Wanneer ik me omdraai naar Quintus is het laatste dat ik zie de vuist van zijn sterke rechterarm die met grote snelheid op me afkomt.

Jozef sprenkelt water over mijn gezicht en het lukt me wakker te blijven.
Hij zegt dat ik gloeiend heet aanvoel en dat hij zich zorgen maakt. Het lijkt alsof hij tranen in zijn ogen heeft. Ik kan hem moeilijk verstaan. Alles klinkt alsof er mijn oren verstopt zitten. Jozef probeert me over te halen wat water te drinken. Ik wil het niet maar hij blijft aandringen. Wanneer ik een slok koud water neem begint de wereld om me heen te draaien. Ik voel een lichte paniek en grijp Jozef´s arm vast. Hij praat tegen me maar al het geluid is weg. Jozef probeert me wakker te houden door me te blijven koelen. Het mag niet baten, de wereld om me heen verdwijnt. Alles wordt zwart…

Als ik mijn ogen open doe zie ik dat het inmiddels vroeg in de ochtend is. De duisternis van de nacht heeft plaatsgemaakt voor het zachte licht van de zonsopgang.
Voor me staat een groep van zeker tien mannen. Het zijn bewoners van de stad en in hun blikken te zien zijn het vaders van de deze nacht overleden kinderen. Om de woede in hun ogen kun je niet heen. In hun handen dragen ze stokken en stenen. Een van hen heeft mijn zwaard vast.
Mijn hart klopt in mijn keel. Ik ben doodsbang.

EINDE VAN DEEL 2

Volgende week volgt het derde deel.

Liefs Vincent,
Boxnummer 53

 

Beschikbaar Beschikbaar


Ing gesprek In gesprek


Ik wil gratis Engelenkaarten & meer
Info