- Bel ons!
Kerstverhaal door Vincent
Beste lezer,
Deze week deel 1 van een kerstverhaal. Het “traditionele” verhaal maar daarnaast ook van een andere kant bekeken.
Ik wens u veel leesplezier.
DEEL 1 – De geboorte van een nieuwe koning
Tumult in het dorp. Ik hoor het aan het rumoer dat mijn dorpsgenoten voortbrengen, afwijkend van hun stemmen op andere dagen. De deur zwaait open en in de deuropening staat mijn man. Hij zegt dat ik mee naar buiten moet komen. Ik voel angst, alsof dit het moment is dat ons leven zal veranderen. Nadat ik een mantel heb omgeslagen volg ik hem naar buiten, naar het plein alwaar heel het dorp zich verzameld lijkt te hebben. Boven de menigte uit torent een man op een zwart paard. Het is overduidelijk een Romeinse soldaat.
Jozef pakt mijn hand vast en zegt zacht dat de onrust die al enige tijd broeit in het land Nazareth lijkt te hebben bereikt. Ik denk aan wat ik eerder voelde en pak Jozef´s hand wat steviger beet. De verandering is nabij.
Wanneer de Romeinse soldaat begint te spreken verstommen de geluiden van onrust. Iedereen luistert aandachtig, enigszins gespannen naar wat deze imposante figuur te vertellen heeft. Even kruisen onze blikken elkaar. Ik zie angst in de ogen van de nog jonge soldaat, lees onzekerheid in zijn houding. Alsof hij het lijkt te merken went hij zijn blik van mij af.
De jongeman spreekt over keizer Augustus, die opdracht geeft tot registratie. Alle bewoners van Judea zullen zich moeten laten registreren in de plaats van geboorte. Jozef zoekt mijn blik, die ik als altijd vol liefde beantwoord. Hij zegt met zijn zachte stem dat we naar zijn geboorteplaats moeten gaan. Naar Betlehem.
Quintus kijkt me met een dreigende blik aan. Hij haalt uit met zijn zwaard en ik verweer me door mijn schild op het juiste moment op borsthoogte naar voren te duwen. Toch kan ik niet voorkomen dat ik door mijn knieën zak. De kracht van de reus voor mij is immens en naar mijn idee niet van deze wereld. Diep ontzag koester ik voor deze man, die zelfs een training als deze in gaat als ware het een werkelijke slag is. Met zijn wil en spierkracht weet hij iedere soldaat van het peloton met gemak te verslaan. Quintus zal dan ook binnen niet afzienbare tijd een hoge positie innemen. Ik zucht diep als ik opsta na het vernederende moment van daarnet. Er wordt gelachen door mijn mede soldaten die de voorstelling van de zijlijn hebben mogen aanschouwen. Quintus mompelt iets als zwakkeling en ik weet dat hij gelijk heeft. Dit leven is niet voor mij weggelegd. Mijn vader was officier die na zijn dienst verlangde naar opvolging door zijn zoon; zijn zoon die zich niet bezig wil houden met geweld en machtspelletjes, maar voldoening haalt uit het bouwen van tafels en stoelen. Ik wil mijn vader niet teleurstellen. Welke zoon wil nou niet de trots van zijn vader voelen? Vaak heb ik me afgevraagd of hij ook trots zou zijn als ik een leven als timmerman zou hebben verkozen boven het avontuurlijke bestaan van een soldaat. Zwak voel ik me, omdat ik niet het lef heb gehad mijn hart te volgen. Dat ik niet de wilskracht van Quintus bezit, die opnieuw een soldaat naar de grond werkt.
De officier roept me en overhandigt me een document.. Een bericht van keizer Augustus dat dient te worden verspreid door heel Judea. Ik wordt op pad gestuurd samen met twee van mijn pelotongenoten. We hebben ieder onze eigen route.
Het laatste dorp waar ik wordt geacht te zijn is Nazareth. Net als in alle voorgaande plaatsen schrikt de plaatselijke bevolking van mijn komst en moet ik mijn stem verheffen om hen tot zwijgen te brengen.
Een vrouw in de menigte kijkt me aan en ik weet dat ze mijn zwakte ziet. Ik ruk mijn blik van haar los en na mijn taak te hebben volbracht vlucht ik Nazareth uit.
We staan uren in een rij waar geen einde aan lijkt te komen. Van heinde en verre is men gekomen om in opdracht van keizer Augustus zich te laten registreren. Een man op het plein roept dat het op deze manier nog makkelijker wordt voor de keizer belastingen te innen. Hij houdt een pleidooi over de macht van geld en de verwoestende werking ervan. Men neemt hem niet serieus, er wordt gelachen en zo af en toe krijgt hij een kleine kei naar zijn hoofd geworpen. Jozef zegt dat de man een vooruitziende blik heeft en ik weet dat hij gelijk heeft.
De zon gaat al onder wanneer we hebben gedaan waar we voor zijn gekomen. De hele dag voel ik al een onbestemd gevoel in mijn buik. Ik probeer het gevoel dat vandaag de geboorte zal gaan plaatsvinden te verdringen. Maar een waarachtig gevoel laat zich niet verdringen.
Nu we op het punt staan Betlehem te verlaten wordt de pijn heviger. Ik weet dat ik een reis zittend op een ezel nu niet meer aankan en dat de komst van het kind op het punt staat zich te voltrekken. Mijn liefhebbende man twijfelt geen moment en gaat direct op zoek naar een slaapplaats en veilige plek voor de geboorte van het kind waar we al zo lang op wachten.
Jozef zal een liefhebbende vader zijn, ook al is hij het biologisch gezien niet. Iets anders is de vader. Het was een licht in mijn kamer, een warm gevoel. Een onverklaarbare zwangerschap.
Overal waar Jozef aanklopt vindt hij afwijzing. Door de drukte in de stad zijn er geen slaapplaatsen te vinden. De zoektocht moet ook vaak worden onderbroken omdat ik de pijn die door mijn lijf stroomt moet opvangen. Vlagen van pijn volgen zich steeds sneller op waardoor we al na enkele uren onze zoektocht moeten staken.
Ik probeer de hevig stekende pijn weg te zuchten terwijl Jozef me een stal in draagt. Het is me niet duidelijk wie ons de gelegenheid heeft geboden om hier de nacht door te brengen, maar ik ben blij dat we eindelijk kunnen rusten. De tocht had ook niet veel langer moeten duren want niet lang nadat ik op het zachte stro ben gaan liggen komt onze zoon ter wereld.
De opdracht is volbracht. Nu breng ik alweer geruime tijd de dagen door met wachten en trainen. Ik voel me ellendig en niet op mijn plaats. Mijn mede soldaten vermaken elkaar met stoere verhalen en fantaseren over veldslagen die ze ooit zullen meemaken. Het lukt me niet daar deel van uit te maken. Ik kan me niet verplaatsen in hun wereld van helden en gevechten. De gedachte aan een veldslag beangstigt me. Een medemens doden zie ik niet als een beloning, een trofee, het is het meest afschuwelijke dat ik me kan voorstellen. Met mijn zeventien jaren ben ik ook een van de jongste onder ons en het middelpunt van plagerij. Afgelopen nacht heeft Quintus me met een paar van zijn maatjes me uit mijn bed gelicht en in de drinkbak van de paarden gegooid. Wat hadden ze een lol. Quintus riep dat ik eens wakker moest worden, me moest gedragen als een man of anders maar op moest rotten. Nu heb ik mijn zwaard en uitrusting opgeborgen en sta voor de muur die onze nederzetting omringd. Het enige dat ik nog hoef te doen is over de muur te klimmen, wat een koud kunstje zal zijn, aangezien ik al klim vanaf mijn eerste levensjaar.
Ik aarzel en denk aan mijn vader, hoe teleurgesteld hij zal zijn. Daarnaast zullen ze me vast en zeker achtervolgen. Als ze me pakken word ik zwaar gestraft. Deserteurs verdienen dat. Langzaam draai ik me om en loop terug naar de barak. Marcus de lafaard.
Jezus. De naam klinkt als muziek in mijn oren. De naam van mijn zoon hier in mijn armen. Mooier dan de mooiste zonsopgang, zijn geur, heerlijker dan verse lentebloesem. Jozef kijkt met vaderlijke trots naar het kleine wonder dat zojuist het levenslicht heeft gezien.
Wanneer we voetstappen horen klem ik het kind beschermend dichter tegen me aan. De staldeur staat op een kier en om eventuele belagers te verassen zwaait Jozef de deur verder open. In de deuropening staan drie mannen. Achter hen een kudde schapen. Ik zie dat Jozef praat met wat naar mijn weten herders zullen zijn, maar kan de woorden niet verstaan. Een lichte angst overvalt me wanneer Jozef de drie mannen uitnodigt om binnen te komen, maar verdwijnt weer als Jozef me zacht toefluistert dat het goed is.
De herders vertellen over een heldere ster die ze zagen aan de hemel en het sterke gevoel dat ze kregen deze ster te volgen. De ster had hen bij deze stal gebracht. Met verwondering kijken de drie herders naar de in mijn armen slapende baby. Ze knielen bij hem en vertellen dat het zien van dit kind hen dieper raakt dan wat dan ook voorheen in hun leven. Ik vind het bijzonder dat mijn zoon dit bij hen teweeg brengt.
De herders bedanken me, staan op en net als ze de stal willen verlaten wordt de deur zachtjes open geduwd. Drie mannen in prachtige gewaden komen wat terughoudend de stal binnen. De man in het midden valt me het meeste op door zijn diep donkere huidskleur. Jozef wil hen tegenhouden maar ik voel dat het goed is. Ik zeg Jozef ze toe te laten.
De donkere man zegt dat hij dit moment heeft voorzien en dat een heldere ster het voor hem heeft bevestigd. Hij spreekt van de geboorte van een nieuwe koning terwijl zijn metgezellen geschenken geven aan Jozef.
Gedrieën knielen ze bij het kind dat ik voor hen in een kribbe gevuld met stro heb gelegd. Jezus kijkt hen allen aan. De rust die hij uitstraalt ontroert me.
Midden in de nacht word ik wakker geschreeuwd. Het is onmiskenbaar de stem van Quintus. Ik vrees voor een nieuwe vernederende nacht, maar uit zijn woorden maak ik op dat we ons moeten melden bij de officier.
Met de slaap nog in mijn ogen luister ik naar de opdracht die we krijgen. Een missie die deze nacht uitgevoerd dient te worden. Koning Herodes wenst dat we Bethlehem in gaan en daar alle jongetjes jonger dan twee jaar zullen doden.
Er ontstaat rumoer, waarop de officier buldert dat we niet moeten nadenken maar moeten handelen. Achter me hoor ik iemand zeggen dat hij heeft opgevangen dat Herodes bang is dat er een kind is geboren die hem in de toekomst van de troon zal stoten.
Ik voel walging. Om iets dat eventueel zou kunnen gebeuren moeten er deze nacht vele kinderen sterven.
Voor ik het weet sta ik in formatie met uitrusting aan en zwaard in de hand.
Ik word ruw gewekt door Jozef. Hij lijkt in paniek.
Nadat het bezoek, dat we vroeg in de nacht hadden gehad, was ik in een vredige slaap weggezakt.
Jozef spreekt van een figuur die hem heeft bezocht in de droom die hij zojuist had. Een engel naar zijn woorden. Een engel had hem gewaarschuwd.
We moeten onmiddellijk vertrekken roept hij, terwijl hij onze spullen bij elkaar pakt. Ik probeer hem duidelijk te maken dat ik te zwak ben om te reizen, maar hij lijkt overtuigd. Er valt niets tegenin te brengen, we moeten gaan.
Vreselijke dingen zullen er gebeuren deze nacht in Bethlehem zegt Jozef wanneer hij me zacht op de ezel tilt. Ik vertrouw hem.
Zo snel als we kunnen beginnen we onze reis.
Ik schrik wanneer Jozef zegt dat we niet naar huis kunnen. Het is te gevaarlijk.
Hij spreekt over Egypte en een nieuw leven.
Terwijl ik naar het kindje in mijn armen kijk besef ik dat zijn komst veel teweeg heeft gebracht en nog veel teweeg zal gaan brengen.
Het is stil in de straten van Bethlehem. De mensen slapen, niets wetende van de ramp die hen wacht.
Wordt vervolgd.
Volgende week het tweede deel.
Ik hoop dat u met plezier heeft gelezen.
Liefs
Vincent
Boxnummer 53.
- Bel ons!